14 mei 2020

Son-Rise - om stil van te worden

 Korte blogjes doen geen recht aan de diepgang van het boek Son-Rise. Het boek is er echt eentje om zelf te lezen, niet te vlug maar met genoeg tijd om alles te laten inzinken. Het is het verhaal van wat Marshall Rosenberg met zijn geweldloze communicatie leert - in de praktijk van mensen in de moeilijkst denkbare omstandigheden met hun kind met autisme of een andere diagnose. Het is een boek waarin wonderen worden uitgelegd, waarom ze gebeuren, waarom een kind dat totaal onbereikbaar is, of ontzettend gewelddadig, na verloop van tijd een volkomen normaal - of eigenlijk zelfs boven normaal - functionerend mens is. En over Marshall Rosenberg gesproken - heb ik geschreven dat hij als psychotherapeut is begonnen maar er later achter kwam hoe schadelijk het is om mensen diagnoses te geven, en dat hij alles wat hij geleerd heeft overboord heeft gegooid en de mens achter het gedrag is gaan zien? En dat hij beschrijft hoe hij een patiënte die diep depressief was in anderhalve dag helemaal gezond zag worden? Iets dergelijks zien we ook in dit boek, waar achteraan interviews zijn opgenomen met ouders van andere kinderen, die hun eigen unieke wonderbaarlijke verhaal hebben.

Waarom is deze methode dan toch niet overal allang bekend en wordt het niet op grote schaal toegepast? Daar kom je achter als je het boek leest, en dit heeft meerdere oorzaken. Je hebt het grote leger experts waarvan de meesten hun werk echt wel met passie doen, maar die toch niet openstaan voor de mogelijkheid dat ze het misschien niet bij het rechte eind hebben. De macht van deze manier van denken: 'het kind is autistisch DUS het zal nooit ....' lijkt oneindig groot.
Aan de andere kant lees ik van de ouders in dit boek hun enorme toewijding en tijdsinvestering in hun kind, en in de vrijwilligers die samen met hen met dat kind werken. Sommigen zegden hun baan op om hun kind te kunnen begeleiden. De kinderen werden van school gehaald. Als je ziet welke resultaten daaruit kwamen, begrijp je dat het de moeite waard is geweest. Maar ik begrijp óók dat vele ouders dit niet zouden zien zitten, en zich neerleggen bij de situatie zoals die nu eenmaal is.

Raun groeide dus op in de omgeving van zijn eigen gezin, met aansluitende extra vrijwilligers, zonder kennis te maken met de harde buitenwereld totdat hij naar een echte school ging. Hoe mooi dit is, wordt duidelijk uit het volgende stuk, dat ik vertaal uit het boek, waar Raun vijf jaar oud is:

Raun maakte kennis met zijn klasgenoten. Hij deed vrolijk met ze mee. In feite gaf hij zelfs de indruk meer extravert en betrokken te zijn dan de meeste van zijn klasgenoten. Aan het einde van de dag, toen we weg zouden gaan, kwam er een jongen naar Raun toerennen die hem vroeg om de Magic Marker die Raun in zijn hand had. Voordat Raun kon antwoorden, stompte het andere kind hem in zijn gezicht, griste de marker weg en rende ermee weg. Raun keek verbijsterd. Hij was nog nooit eerder geslagen. Hij huilde niet. Hij wreef alleen over zijn wang en staarde naar het jongetje, dat nu door zijn moeder werd bestraft. Uiteindelijk sloeg de moeder haar kind omdat hij Raun had geslagen. Misschien zag zij het verband niet tussen haar eigen geweld en dat van haar zoon.
Samahria en ik knielden neer om naar Raun te kijken. We wisten hoe belangrijk onze reactie naar hem zou zijn. Als wij deze gebeurtenis zouden beschouwen als beangstigend of erg, zouden we hem daarmee een visie aanreiken die angst of verdriet zou inhouden. In plaats daarvan vroegen we hem hoe hij zich voelde. 'Lieverd, gaat het met je?' vroeg Samahria. Raun knikte. 'Wil je dat ik je help om je wang te wrijven?' vroeg ik. We zagen de afdruk van de knokkels van de jongen op zijn rood geworden huid. Raun legde mijn hand op zijn wang, en ik masseerde die zachtjes. De leraar kwam naar ons toe om zich te verontschuldigen voor het incident. 
In de auto vroeg Raun waarom de jongen hem had geslagen. We vertelden hem dat we dit niet zeker wisten, hoewel we het zouden kunnen raden. Als hij het echt wilde weten, dan zou hij het aan de jongen zelf moeten vragen. 
'Raun', zei Samahria, 'mensen, ook kinderen, worden soms ongelukkig, en zij uiten dat op heel verschillende manieren. Soms worden ze verdrietig. Soms worden ze bang. Soms worden ze boos, en soms doen ze elkaar dan pijn en slaan ze elkaar'. 
'Soms', voegde ik eraan toe, 'worden ze verdrietig, bang en boos tegelijk. Als dat gebeurt, raken ze in de war. Ik denk dat dit gebeurt als mensen elkaar slaan'.
'Was de jongen die mij sloeg in de war?' vroeg Raun.
'Ik weet zeker dat hij dat ergens, binnen in hem, was', opperde Samahria.
'Waarom zei zijn moeder dat hij stout was?' vroeg hij aan ons.
'Iemand stout noemen', zei ik, 'is de manier van mensen om te zeggen wat ze niet willen. Bijvoorbeeld: 'stoute jongen' betekent eigenlijk 'doe dat niet nog een keer'. Ik pauzeerde even en glimlachte naar deze lieve oude ziel. 'Hé Raun, hoe voel jij je over geslagen worden?'
Hij keek me bedachtzaam aan, haalde diep adem, en zuchtte. 'Het doet pijn'. 
'Ik weet het. Hij sloeg je best hard'.
'Ik vond het niet leuk, papa. En ik wil zeker niet dat hij het nog een keer doet'.
'Ik wil ook niet dat hij het nog een keer doet', verzekerde ik hem. 'Hoe denk je nu over dit jongetje?'
Raun glimlachte. 'O, we hebben samen lekker geschommeld. Ik vind hem echt leuk'.
Geen wrok. Geen wrevel. Niemand had Raun geleerd om een afkeer of haat tegen een tegenstander te hebben...

Ik vind dit zó mooi om te lezen! En het schudt aan wat mij geleerd is over het kwaad dat in alle mensen aanwezig is. Hoe komt het dat we dit denken? Hebben we het er dan misschien  eerst zelf in gestopt? 

Geen opmerkingen:

Mijn website

 Zou ik tussen al het schrijven door nog vergeten dat er ook nog een blog was... Mijn blog staat niet meer op nummer één als ik aan schrijve...